DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. 317 Later beklaagde de Magistraat er zich aan de Staten over, dat het Hof op deze wijze den Baljuw had trachten vrees aan te jagen, om aldus de rechtsmacht over den fundus fisci aan zich te kunnen trekken. De Baljuw toch zou niet tegen de bevelen van het Hof durven handelen, omdat hij in zaken van afpersing of afdreiging voor het Hof zou moeten terechtstaan. De Heeren van den Haag schijnen geen hoogen dunk te hebben gehad van de eerlijkheid van den baljuw. toren der Groote Kerk, alwaar het ten overstaan van Schepenen werd geschouwd. Toen het Hof dit vernam, moest de Baljuw voorkomen, en werd hem onder het oog gebracht, dat hij geen jurisdictie had over het Voorhout, den Vijverberg, den Kneuterdijk en andere plaatsen, behoorend tot den fundus fiscalis, waarop de Baljuw antwoorddedat hij hierin de bevelen van den Magistraat zoude opvolgen. De Raden Commis sarissen weinig gesticht over dat antwoord, waarschuwden hem, dat hij goed moest weten wat hij deed, want dat hij bij herhaling van dergelijke overtredingen van zijne bevoegdheid, zoude worden geschorst, en dat hij ver antwoordelijk was voor de handelingen van zijne sub stituten, en dat voortaan de personen, die hij zoude hebben in het werk gesteld om zulke onrechtmatige daden te plegen, zouden worden gevangen gezet. Met die vermaning was de zaak uit. Toen echter een jaar daarna, op 30 Augustus 1697 dezelfde substituut-schout een kinderlijkje, dat op den Vijverberg was gevonden, opnam en naar het Stadhuis bracht, waar het door den doctor en chirurgijn van den Haag werd geschouwd, toen besloot het Hof aan zijne bedreigingen gevolg te geven maar de zaak werd zonder overhaasting behandeld, zooals toen gebruikelijk was. Op 2 October besloot het Hof een notificatie te doen aanplakken, waarbij eene premie van f 300 werd beloofd

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 323