318 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. aan dengene, die den dader van den kindermoord zoude aanwijzen. Voorts werd de Drossaard de Jeude in raad kamer geroepen, waar hij bevel kreeg, om den Substituut- Schout van der Dussen op de stilste en civielste wijze aan te houden en op de Voorpoort te brengen. De notificatie werd aangeplakt maar reeds den 5 October door de boden van den Haag afgescheurd en vervangen door eene andere, uitgaande van Burgemeesters en Schepenen, die ook op het Binnenhof en aan de Kastelenij werd aangeplakt. Den 3en October werd Van der Dussen op de Voor poort opgesloten, en toen dit aan den Magistraat bekend was geworden gingen nog denzelfden avond de Pensionaris en de Secretaris van den Haag naar den President van het Hof, om hun de reden te vragen van de arrestatie van hun ambtenaar. De President vond geen grond, om aan zijn bezoekers een afdoend antwoord te geven, waarop Schout, Burgemeesters en Schepenen zich tot de Staten van Holland wendden met een rekest, waarin zij de tusschenkomst der Staten inriepen. Den dag na zijne aanhouding werd de Onder-Schout door de commissarissen der Rol ondervraagd: het Hof had toen terstond eene beslissing kunnen nemen, maar dit geschiedde niet. Van der Dussen bleef op de Voor poort zijn vonnis afwachten, en zat daar nog den 11 October op welken dag in den avond de Raadpensionaris Heinsius zich bij den President van het Hof vervoegde om hem het volgende mede te deelen. De Staten hadden besloten, om op het verzoekschrift van den Magistraat geene schriftelijke beschikking te geven, in stede daarvan kwam hij, Raadpensionaris mondeling de meening der Staten aan den President mededeelen. En die meening wasdat de Substituut-Schout ten spoedigste voorloopig op vrije voeten moest worden gesteld, onverminderd de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 324