320 DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ. Procureur-Generaal in Raadkamer het gebeurde mede, en nu besloot men tot krachtmaatregelen over te gaan. De Baljuw werd ten Hove ontboden en de Drossaard kreeg last om den Onder-Schout aan te houden en op de Voorpoort in te sluiten. De Baljuw kwam omstreeks 12 uur ’s middags op het Hof en het verhoor, dat de Raden Commissarissen hem deden ondergaan was kort en bondig. Op de vraag, of hij persoonlijk het lijk van het Voorhout naar den toren had laten overbrengen, antwoordde- hijdat hij dat niet zelf had gedaan, maar dat dit was geschied op last van en door een zijner substituten, krachtens eene daaromtrent bestaande generale order van den Magistraat. Op de vraag, of hij het lijk ten overstaan van Schepenen had doen schouwen, antwoordde hij bevestigend. Na dit verhoor begon het Hof te beraadslagen en deed na anderhalf uur den Baljuw weder binnenkomen. Hij kreeg order om het lijk weder te laten terugbrengen naar de plaats waar het ’s morgens gevonden was, en toen hij antwoordde dat hij dat niet konde noch mocht doen zonder machtiging van den Magistraat, gaf het Hof bevel aan een deurwaarder om, geassisteerd door twee boden, den Baljuw naar de Kastelenij te brengen, alwaar hij gevangen zoude blijven, totdat hij aan de order van het Hof zoude hebben gehoorzaamd. Den volgenden dag werd de onderschout ondervraagd. Ook dit verhoor duurde niet lang. Op de hem gedane vraag, bekende hij, dat hij het lijk onder den toren had laten brengen en hij voegde er bij, dat hem bij zijne aanstelling door Baljuw, Burgemeesters en Schepenen was gelast, om zijn gezag uit te oefenen over het geheele grondgebied van den Haag, met uitzondering van het Binnen- en Buitenhof en den Singel. Het Hof had, uit hetgeen twee jaar vroeger was gebeurd,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 326