33o een ernstige vechtpartij plaats op de Nieuwe Haven. Jean Coigné burger en schutter van den Haag wandelde daar rustig met een paar vrienden, Adam Paro en Abraham Landrie, toen zij door 5 of 6 beschonken lieden, waaronder Johan Thime, knecht van chirurgijn Rietveld, Leendert Swanenburg, zoon van den schipper op Bergen-op-Zoom, Jan Bax of Boexis en Jan van der Loo, beide turfdragers, werden aangevallen en mis handeld. Coigné werd het ergste toegetakeld; terwijl zijn vrienden slechts op den grond werden geworpen en getrapt, kreeg hij verschillende vuistslagen en sneden in het aange zicht, ja men sleepte hem naar den waterkant om hem in de gracht te werpen, maar toen werd hij door zijn hond gered, die de aanvallers aan vloog, maar daar zelf ook een snede over den rug bij opliep. De daders, voor zoo ver zij bekend waren, alle Haagsche burgers, maakten zich terstond uit de voeten en verlieten den Haag. De Baljuw de Heer van Wassenaer van Catwijk, stelde nog den- zelfden avond een onderzoek naar de zaak in, deed de daders opzoeken en Coigné in zijne woning verhooren. Op zijn verzoek werden door Commissarissen uit het gerecht getuigen gehoord, en terwijl de instructie der zaak aldus in vollen gang was, wendden zich de bloed verwanten der daders tot de Schepenen, om een schadevergoeding aan de verwonden te betalen en aldus de zaak uit de wereld te helpen (zooals het heette door civiele compositie). Intusschen vernamen de Sche penen tot hunne niet geringe verbazing dat ook het Hof zich deze zaak aantrok. Ook het Hof deed pogingen, om de schuldigen in handen te krijgen en deed door Raden Commissarissen den mishandelde Coigné in zijne woning ondervragen. De Magistraat verzocht eene conferentie aan het Hof, die echter werd geweigerd op DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 336