DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
333
1) Deze dienstbode had zich op den zolder opgehangen; de
lijkschouwing had plaats gehad op 18 Maart, dus eenige dagen
vóór die van de meid van Freule Tengnagel.
vonden het dan ook niet noodig, om eene beschikking
te geven op het request van den Magistraat; deze herinnerde
daaraan nog eens in 1759 maar eveneens te vergeefs.
In de volgende jaren komen geene twisten tusschen
het Hof en den Haag voor, integendeel men werd het
steeds eens in gevallen waarin beide aanvankelijk hunne
bevoegdheid staande hielden, maar in 1760 begon het
twisten opnieuw.
In de 2de helft van Maart van dat jaar bevatte de
Haagsche Courant het bericht, dat sinds eenige dagen
vermist werd zekere Elisabeth Spiering, die als dienstbode
had gewoond bij Freule Tengnagel in de Kranestraat,
welke dame op 12 Februari was overleden.
In den morgen van 21 Maart werd het lijk dier dienst
bode uit de gracht op de Stille Veerkade opgehaald en door
de zorg der Haagsche Politie naar het luihuis onder den
toren gebracht, om geschouwd te worden.
Nog denzelfden dag werd het Hof met dit een en
ander in kennis gesteld en het droeg den Griffier op,
om terstond naar den Heer Steenis, Secretaris van den
Haag, te gaan, om het lijk op te vorderen.
Een paar dagen later deed de Griffier rapport omtrent
zijn onderhoud met Steenis; het lijk was ten overstaan
van Schepenen geschouwd en er was bevonden, dat de
dienstmeid verdronken was. De Schepenen hadden ver
klaard: bereid te zijn, om copie van het proces-verbaal
der lijkschouwing aan het Hof over te geven, vertrouwend,
dat dit evenzeer aan hen copie zoude geven van de acte
van schouwing van het lijk van Lijsje van Sta, dienst
bode van den Advocaat en Solliciteur Gousset; de