342
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN, ENZ.
Over al deze gebeurtenissen werd Ardes wrevelig en
hij zette zich tot schrijven, om zich tegenover het
publiek te verdedigen.
Hij begon met het schrijven van een Vertoog aan zijn
Hoogheyt den Heere Prince van Orange, dat hij in den
aanvang van 1677 liet drukken door Johan Rammazeyn,
boekdrukker wonende in de Wagenstraat alhier.
Deze vond onder het drukken, dat er verschillende
bewijsstukken in waren opgenomen, die aanstootelijk
waren voor den Prins, waarom hij Ardes aanraadde,
de brochure niet uit te geven, vóórdat de Prins zelf een
exemplaar daarvan zoude hebben ontvangen en zijne
meening daaromtrent zoude hebben te kennen gegeven.
Ardes keurde dit goed en Rammazeijn belastte zich met het
aanbieden der brochure aan Z. H. Maar hoeveel moeite
hij ook deed, om den Prins te spreken, dit gelukte hem
niet, zoodat hij ten slotte den Waalschen Predikant Des
Marets het Vertoog ter hand stelde, om het den Prins
aan te bieden. Dit geschiedde, maar reeds den volgenden
dag moesten Ardes en zijn drukker voor Raden Com
missarissen verschijnen, die hun gelastten alle gedrukte
exemplaren van de brochure over te geven, waaraan zij
beiden dienzelfden namiddag voldeden.
Daarna gaf Ardes eene Apologie uit en verdedigde den
inhoud daarvan weder toen hij daarover werd aangevallen
door Diderik van Hogendorp, die even als Ardes met
eene dochter van den Thesaurier Kettingh gehuwd was.
Door al dat twistgeschrijf en door de onaangenaamheden
der langdradige procedure voor het Hof, schijnt Ardes
alle zelfbeheersching verloren te hebben, althans in den
aan vang van 1680 deed hij het bovenvermelde Vertoog
wederom bij Rammazeijn drukken en bij zekeren Levijn
van Dyck te koop stellen.
Het duurde niet lang, of de Prins was van die uitgave