26
DE GEVANGENPOORT.
omringing van een nieuwen stadhouderstuin, kan gevormd
hebben de nog bestaande afscheiding tusschen de gevan
genpoort en het Valkenhuis tot aan het Buitenhof. Naast
die loods kan ongeveer gelegen hebben (circa 1434) het
waakhuis (thans z.g. „examineerkamer”), dat toen van de
Poort zelve wellicht werd gescheiden door een „horde,”
bij wijze van terreinafsluiting. (Verg. pag. 13).
In 1497 en volgende jaren blijkt de Ridderkamer te
hebben een raam, dat uitzag op de Plaats; vermoedelijk
is dus bedoeld het Poortvertrek zelf, dat in alle
gevallen herhaaldelijk later onder dien naam wordt
aangewezen. De z.g. „Iserkamer” zal verder in 1546
nog genoemd worden „Yseren Riddercamer,” nadat zij
van traliën, enz. werd voorzien. (Bijlage I: Noot A).
Boven die kamer werd kort te voren (circa 1535) de
„Witte- of Gijzelkamer” onder bestaande kapoverdekking
afgeschoten. (Noot B). In dezen zelfden tijd (1538) moet
mede het groote poortvertrek of de Ridderkamer op de
Poort zelve door het nog bestaande muurwerk verdeeld
zijn in een paar vertrekken, t.w. in de Vrouwecamer,”
aan de zuidzijde en de „de Witts-kamer” aan de Noord
zijde. (Noot C).- De zolder boven beiden deed niet als
gevangenis geregeld dienst; misschien dat die z.g. „Stok-
zolder” echter reeds in het laatst der 15de eeuw nu en
dan gebruikt werd tot opsluiting „in den stock,” waartoe
veelal wanneer en waar ook binnen de gevangenis
de smid zijne goede diensten moest bewijzen tot opsluiting
en ontsluiting van boeien, ketenen, enz. Niet onmogelijk
was het „in den stock zetten” vóór de 15de eeuw een
meer eenvoudige bewerking, waarbij de smid kon gemist
worden; omstreeks het midden der 16de eeuw deed
hij geregeld dienst. Op dien z.g. Stokzolder (in het
laatst der 18de eeuw gebruikt wordende als „linnen- en
mangelzolder”) werd de z.g. „Vickefoortsche kamer” in