EEN ENKEL WOORD OVER SCHEVENINGEN
IN DE XIXe EEUW.
Honderd jaar geleden was Scheveningen een vrij
belangrijk visschersdorp met ongeveer 4000 zielen,
’t Stond toen evenmin op zichzelf als thans. Sedert lang
rekende men den Haag en Scheveningen onder hetzelfde
baljuwschap, regeerde één schout met schepenen dezelfde
plaatsen. Ook de eerste burgemeester van den Haag,
omstreeks het midden der 16e eeuw, beschouwde Scheve
ningen tot zijn gebied, ’t Was vroeger een armoedig
vlek, van de bewoonde wereld gescheiden door onherberg
zame duinen, waar niets tierde; slechts een mul zand
pad, ’s winters niet altijd begaanbaar, verbond ’t met
den Haag, toen omringd door stadsgrachten en wallen met
valbruggen; een en ander van geringe defensieve waarde.
Het Scheveningsche zandpad ging tot de valbrug
aan ’t eind van het Noordeinde, de Scheveningsche brug
geheeten, waar de residentie eindigde.
Eerst in 1643 begon vader Cats de door de duinen
stroomende beek te benutten en stichtte zijn Zorgvliet,
de eerste schrede tot eene betere verbinding van den Haag
met het zeestrand. Want Cats’ schoonzoon, de heer
Pauw van Carnisse, stond tegen een jaarwedde van
113.— terrein af voor de zoogenaamde Zeestraat, die
C. Huygens recht door de duinen had geprojecteerd. In