352 SCHEVENINGEN. Anderen beweerden dat de keizer deze tocht deed tot zuivering van eigen consciëntie, aangezien hij door zijne strenge wetten en bepalingen op de visscherij, ’t den visschers erg lastig had gemaakt. Bladzijden zijn over deze visscherijwetten te vullen, van de vroegste tijden af tot 1855. Zelden werd de naam Scheveningen in de vervlogen eeuwen genoemd, en hoewel de vlucht als visschersplaats hoofdzakelijk dateert sedert de laatste halve eeuw, weten wij toch dat Scheveningen deelnam aan ’t lief en leed der visscherij-geschiedenis. Ook de Scheveningers hebben hun deel gedragen in de belasting tot onderhoud van oorlogsschepen, die als convooi de bommen begeleidden, niettegenstaande deze platboomde vaartuigen hoofdzakelijk de kustvisscherij uitoefenden. Ook zullen er vele ge wapende bommen geweest zijn, evenals gewapende buizen en hoekers. Aan den wal hoorde men zelden of nooit van diefstal. „Al gooi je vandaag je portemonnaie op straat, je zal ’m morgen nog vinden”, verzekerde mij een oude Scheveninger, om met dit „familliaare voorbeeld” zooals hij ’t noemde, de eerlijkheid zijner dorpsgenoten te be wijzen. Gaarne geef ik dit toe, maar op zee hebben vele visschers op visscherijgebied wel ’s een eigenaardig begrip van het mijn en dijn; zeker omdat hun bedrijf voortkwam uit ’t vangen, wegnemen der visch. Al leefden de naburige rijken in vollen vrede, het stukzeilen of kerven van eikaars tuig, het rooven van eikaars vleet, behoorde aan de orde van den dag, en de Engelsche en Hollandsche visschers verweten elkaar gedurig aan gebrachte schade en roof. De conventie van 1881, ge sloten tusschen de omliggende rijken tot handhaving van politietoezicht op de Noordzee, was hoofdzakelijk noodig om een einde te maken aan een eeuwen langen visschers- oorlog op kleinen schaal.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 358