SCHEVENINGEN. 359 het soort van schepen der Nederlandsche Zeevisscherij- vloot te schaden. De negentiende eeuw heeft Scheveningen als badplaats doen geboren en groot worden. Reeds de Romeinen gebruikten zeebaden en volgens de overlevering bouwden ze aan den mond van den Rijn, nabij Katwijk, een lust- en badhuis, het huis te Britten genaamd, T) Er wordt beweerd, dat bij een zeer lagen waterstand nog restes van de ruine te zien zijn; doch de zegger ligt op het kerkhof, en ware dat zoo, dan zou een Katwijksche bom er wel ’s op gestoten hebben. Hoe ook, de Romeinen baadden in zee, maar de Hollanders hebben dit voor beeld eerst veel later opgevolgd. In Engeland, Frankrijk, Duitschland en Italië was men ons voor; in de 18de eeuw had men er al zeebadplaatsen, en toch werd Dr. Mol hier bespot toen hij in geschriften zijne zeebadhuis-plannen in ’t begin der 19de eeuw bekend maakte. Ook de brave Pronk, de bekende Scheveningsche figuur, toonde twaalf jaar aan een stuk echte hollandsche vol harding met zijne plannen. Overal stootte hij Jt hoofd; eindelijk kreeg hij ondersteuning, en richtte in 1818 op ’t duin een houten gebouw op, dat ’s winters uit elkaar genomen werd. Het bevatte slechts een ontvangkamer met vier badkamers, ook voor warme baden, ’t Was zoo primitief mogelijk, maar het was het kindje waaruit zou groeien het tegenwoordige alom bekende Scheveningen, Volgens Prof. Blok het oude Lugdunum Batavorum. In de XVII-e eeuw zijn de overblijfsels van deze Romeinsche vesting nog herhaaldelijk gezien. Zie de afbeelding en be schrijving in het Leidsch Jaarboekje van 1904. p. 1. e. v. Red.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 365