360
SCHEVENINGEN.
met z’n kurhaus, groote hotels en wandelhoofd. Pronk
had dadelijk succes, en in ’t eerste jaar nam men 1400
baden, reden om de hulp van het gemeentebestuur in
te roepen. Met zekere trots, noemde hij zijn kermistent,
établissement, welk woord het gemeentebestuur ver-
teederde, althans er kwam eene verordening waarbij
bepaald werd, dat een ieder die op het strand wilde
baden, dat doen mocht bezuiden den vuurtoren, tenzij
men van de badkoetsjes gebruik maakte. Die badkoetsjes,
in ’t meervoud, dat was vermakelijk. Pronk had er twee,
een groote naar het model van Ramsgate, een kleinere
van eigen vinding. Ook de militaire macht toonde sympathie
voor de toekomst der badplaats en hield een wakend oog
op de zedelijkheid; evenals thans politieagenten beletten
moeten, dat de echtvriend zijne vrouw in ’t zeebad
bekijkt, gebruikte men toen „gewapende” soldaten om
het badterrein af te zetten. Reeds in 1820 bezat Pronk
een steenen gebouw; de provincie had hem 8000
subsidie gegeven, en burgemeester en wethouders de
gemeente scheen slecht bij kas beloofden steun in
den vorm van onbillijke concurrentie tegen te gaan.
De twee badkoetsen waren tot acht aangegroeid, en het
aantal genomen baden was schrikbarend toegenomen.
Pronk deed meer; hij bestraatte de Wassenaarsche
straat, groef duinen af en maakte den toegang tot zijn
établissement zoo gemakkelijk, dat zelfs prinsen van den
bloede, van Pruisen, van Solms, van Salm Salm, en andere
hooge personages Scheveningen’s strand bezochtten.
Toch bleef ’t een nederig „établissement”, met de nationale
vuurmand in de badkamers, en ééne bedstede voor zwakke
lijders, die rust verlangden na het bad. Dr. Moll bleef
grootere plannen koesteren, en de regeering van den Haag,
waarschijnlijk bevreesd voor concurrentie van de zijde
van Noord-Holland, speciaal Zandvoort, scheen geneigd