3Ó2
SCHEVENINGEN.
dan gereisd had, vergeleek het badhuis op het hollandsch
duin, met een middeleeuwsch paleis op de Italiaansche kust!
Op welke wijze de gemeente het badhuis met toebe-
hooren wilde exploiteeren blijkt duidelijk uit de volgende
officiëele bekendmakingen. Daaruit leest men tevens, dat
de overheid geen min idéé had van hare schepping.
„De Regeering der stad ’s Gravenhage, gebruik makende
van de strekking hares grondgebieds tot aan de Noordzee,
heeft, op de uiterste duinen aan strand, een kwartier
■uurs van de kerk van Scheveningen, een badhuis doen
bouwen, hetwelk alles in zich vereenigt, wat tot gemak
en genot en gerijf der personen, die verlangen koude of
warme baden binnen ’s huis, of wel met de badkoets
de baden in zee te gebruiken, kan strekken.”
„Het voorschreven badhuis, op de grootste schaal
gebouwd van al wat van dien aard dusverre is opgerigt,
en behalve vereenigingszaal, biljardkamer, boekerij, eet
zaal en kabinetten, eene menigte van vertrekken voor
vreemdelingen aanbiedende, alle het uitzigt hebbende op
de Noordzee, of wel langs eenen afdalenden grond en
over eene uitgestrekte vlakte op de Koninklijke residentie,
zal met den eersten Mei 1828 worden geopend en door
eene heerlijke weg, alsmede door een aangenaam kanaal,
eene onmiddellijke gemeenschap hebben met’s Gravenhage,
en het alom beroemde Haagsche bosch. De Regeering
van de gemelde stad, dit een en ander aan het publiek,
zoo van de naburige Staten als van de Nederlanden, ter
kennisse brengende, en verlangende voor hen, die van
deze inrigting wenschen gebruik te maken, gemak en
genot met den hoogst mogelijken trap van doelmatigheid
te vereenigen, stelt zich voor, in het badhuis zelve eenen
bekwamen geneesheer en eene goede restauratie te
vestigen.”