SCHEVENINGEN. 373 belofte wel ’s herinneren. Een spotvogel heeft de laatste regelen van het gedicht van den heer A. 1. Zubli bij die gelegenheid uitgegeven: „God redde Nederland!” reeds gewijzigd in redde het monument!” Het ververschingskanaal, onder het bestuur van burge meester Patijn gegraven, tracht sedert een aantal jaren de residentie van onsmakelijke geuren te vrijwaren. Voorloopig blijft ’t bij de goede bedoeling. Velen en zelfs hooggeplaatste!!, o.a. de prins van Wied gaven hunne ideeën ten beste over deze netelige quaestie. Laatstgenoemde wilde door een heuvel langs Seinpost zeewater brengen in het Kanaal, dat de grachten moest verfrisschen om uit te loozen in het Ververschingskanaal. Wij leven nu in de blijde verwachting van het raads besluit van 1894 tot verbetering der rioleering, waardoor feecaliën niet meer in de grachten zullen uitlozen. Reeds de burgemeester Copes van Cattenburch dacht aan die „welriekende” grachten, als eene gebiedende zaak voor de welvaart der gemeente. Zestig jaar zijn er overheen gegaan en nog „rieken” de grachten „wel”; sommige heeren der gezondheidsleer zien er hun beweren in bewaarheid, dat riekende grachten meer schadelijk zijn voor de reukorganen dan voor de gezondheid. Copes van Cattenburch drong aan op de verlenging van den Noord-Oost-Singel (Zwarte Weg) langs de Bosch- kant naar Scheveningen en zee. Dat kanaal zou aan twee doeleinden beantwoorden’t zou den Haag van versch water in de grachten voorzien en den handel ten goede komen. Vroeger toch bestond er een veer van Scheveningen naar Engeland en Frankrijk; een kanaal naar zee zou den buitenlandschen handel opnieuw in het leven roepen, en niet te groote schepen zouden door schutsluizen den Haag uit zee kunnen bereiken. Vooral Dr. Groen van Prinsteren bestreed deze plannen;

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 379