2 9 DE GEVANGENPOORT. kelder, zijn dan 1) E, f. 76. 2) E.. f. 178. 3) E., f. 93 4) R f. 81 en 85. Het besproken deel der gevangenis is dus vrij goed in zijn ontwikkeling te volgen. Iets minder gemakkelijk schijnt dit voor de zuidelijk liggende binnenplaats en de zich daarop bevindende gebouwen. Onbekend schijnt tijd van aanleg van het „voorportaal”. In 1580 leverde hier b.v. de smid „een traillie ofte kyckveynster in de voorsse deur” maar het portaal zelf zal er wel geweest zijn reeds in den aanvang dezer eeuw. Oorspronkelijk was het minder noodig, daar het achterliggende 2de portaal, waarin de trap en de uitgang naar de Binnenplaats, voldoende kan zijn geoordeeld geworden. In 1544 leverde de smid althans „een sloetel voor den cipier aan die voerste doer van dat gevangenhuys” 2). En tien houten trappen, elk van 5 st., werden in 1555 geleverd in den 3) Hier kan, dunkt me, moeilijk anders sprake van de nog uit 10 treden bestaande trap uit dit voorportaal naar den kelder onder de „examineer- kamer”. Wellicht bevond zich hier in 1434 het „waeckhuys” der Poort. Misschien zaten ook hier ten deele in Aug. 1481 de (p. 11) besproken schout en burgemeester van Dordrecht, t.w. dan in deze kamer en de naastliggende „treurkamer”. Nog blijkt te dezer plaatse van twee nieuwe deurkozijnen, in 1519 in de Poort gesteld „het eene in de plaets dair men by waechuys vuytgaet, dat ander int poirtael, dat men in de plaets gaet”maar tevens is dit jaar te gelijk sprake van een „vrouwencamer”, een keuken, een klein kamertje (ook wel achterkamertje) en een kamer „daer men die gevangenen hoert”. 4) Ook werd in deze tijden b.v. een gevangene, die „ter torture geleyd was” (in de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 37