386
HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN.
Het huis staat er nog, het dient nog als koffiehuis
(op de bovenverdieping huist een sociëteit) en het heeft
nog het gouden hoofd in den gevel, maar onveranderd
is ’t niet: zie b.v. een balkon op de Groenmarkt.
De „steentjes” zien er ook nog bijna zoo uit als
vroeger. Wel woont er geen bakker meer naast (of
achter) „de glazen kast,” maar de huizen daar zijn nog
even slecht toegankelijk als vóór 30 en meer jaren.
Nog altijd zijn daar achter de houten paaltjes van den
eigenaar der glazen kast, de groenten uitgestald. Vruch
teloos heeft het gemeentebestuur de groenvrouwen willen
verdrijven; de regter heeft de politieverordening, die
alleen had te gelden op publieke straten en d.g. niet
willen toepassen, omdat de grond hier zou staan ter
privaatregtelijke beschikking van dien eigenaar en het
gemeentebestuur heeft art. 180 der gemeentewet niet
durven toepassen, wetende, dat er dan een proces tot
schadevergoeding op volgen zou”.
Uit het geciteerde kan blijken dat „het Gouden Hoofd”
in enkele perioden van de 19e eeuw gedecideerd koffie
huis was.
Toch schijnt de sociëteit de „Harmonie” er als zoodanig
eenigen tijd beslag op te hebben gelegd.
Alvorens verder iets van die sociëteit te zeggen, kan
ik de verzoeking niet weerstaan het volgende mede te
deelen uit het „Servetje” van G. Keiler, dat nog op de
groentenvrouwtjes vóór het Gouden Hoofd betrekking heeft.
Eene vriendschappelijke schermutseling tusschen Bak-
huyzen van den Brink en Kappeyne van de Coppello.
Keiler vertelt dan van Bakhuyzen
„Hij hield veel van een goede tafel, een goed glas wijn
en gulle scherts en nam ze ook niet euvel als hij zelf
er het onderwerp van was. Zoo herinner ik mij een visite
op zijn verjaardag. Bakhuyzen wilde van dien dag niets