387 HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. weten en hield hem geheim, maar van den man die veel beteekent in de samenleving is de geboortedag niet ver borgen te houden, en zoo wist ook zijn vriend Jan Kappeyne van de Coppello het tegenwoordig kamerlid en tijdens het corrigeeren dezer proef op het punt Minister te worden dat die dag op den 28en February viel. Eens op zulk een 28en February, raadde Kappeijne ieder aan om Bakhuyzen te gaan feliciteerenhij wist zeker, dat deze zich wel hield of zijn jaardag hem onverschillig was, maar dat hij in zijn hart zeer gevoelig was als men er notitie van nam. Tegen twee uur kwam P. A. S. van Limburg Brouwer in de kamer van zijn chef, den archivaris en wenschte hem geluk, en al spoedig verschenen nu tal van vrienden en bekenden en langzamerhand begonnen de stoelen te ontbreken. Bakhuyzen hield zich goed, hij liet maar voortdurend halfjes port en glazen uit de Witte Sociëteit komen schuins over het archief gelegen en ontving met de meeste hartelijkheid al de gelukwenschen. Maar in zijn hart beloofde hij zich te wreken op Kappeyne, die tegen drie uur zijn triomf kwam genieten en wiens spottende blik hem als den „stichter van het onheil” verraadde Eenigen tijd later sprak Kappeyne in den gemeente raad ten gunste van het behoud der kraampjes op de plek, waar de Groenmarkt tot dusver was gehouden, dus de kraampjes voor het Gouden Hoofd. Bakhuyzen gaat den anderen morgen naar de markt en geeft een paar groenvrouwen elk een gulden, onder voorwaarde, dat zij en eenige harer medekoopvrouwen den volgenden dag elk een mooije bloemkool aan den heer Kappeyne zullen gaan aanbieden, die zoo prachtig voor haar gesproken heeft. Vooral moesten zij wat vroeg

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 393