IIAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. 420 In jeugdige onbezonnenheid liepen enkele onverlaten daar maar zoo binnen, maar dat gaf nog volstrekt geen recht tot meespreken. Men mocht in dien tijd blij zijn bediend te worden; en een plaatsje aan het raam Groote Goden, zoodra de Oomes binnen kwamen stoven de jongens uit elkaar; gesteld al dat ze er plaats hadden durven nemen, want meestal had de eigenaar een veel- beteekenend gebaar gegeven vanbrand je niet. In de Hoogstraat heeft dit koffiehuis twaalf jaar ongeveer bestaan en er glorierijke dagen beleefd. De officieren van het regiment Grenadiers en Jagers kwamen er ’s morgens hun „Frühschoppen” nemen, liever nog dan in de Witte, hetgeen eens een streng bevel van een toenmalig garnizoens-commandant uitlokte. Er zaten er wel eens wat veel voor het raam, en vooral na parades in groot uniform. De wenk van hoogerhand had het resultaat, dat men er de heeren niet meer zooveel „in uniform” zag. Kapitein „de Bourbon” om in de lijn der historie te blijven was er een getrouwe comparant met een geheele staf van aanhangers. Behalve het militaire element trof men er de oude gezeten Hagenaars aan. Een bekend houthandelaar uit dien tijd kon men er ’s avonds meermalen zijn triomfen op het gebied der zoetwater-visscherij hooren mededeelen in een uitvoerig heid die tot in bizonderheden afdaalde. En al die heeren te zamen hadden daar een zeker burgerrecht verkregen, waarvan een onbeperkt en onbetwist gebruik werd gemaakt, ’t Was daar in dien tijd een onder-onsje, een societeitje, wat het trouwens altijd gebleven is. En die argelooze jongelui, die zich in dien tijd het recht durfden aanmatigen hun neus binnen de deur te steken of zich daarenboven nog verstoutten een stoel

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 426