DE GEVANGENPOORT. 34 Bijdr., v. 1901, p. 46, 57, 66 en volg. Wel niet een schoon, maar dan toch zeer belangrijk, onderdeel der gevangenis is de privaatinrichting en de afvoer der faecaliën. Vermoedelijk loosde alles op de „oude” beekuitmonding naar den vijver. Een „slokop” of groot riool onder de eigenlijke Poort werd in 1881 gevonden, met de buitenkruin 0.57 M. onder den poort- vloer, uitwendig hoog ruim 2.— M., inwendig breed 1.42 M., komende uit het westen, waarschijnlijk ongeveer van den uitersten buitenhoek van den pijnkelder bij het slop naast het Valkenhuis, vroeger aschbak of vuilnisbak. Van de binnenplaats loopt daarop uit, onder den pijnkelder door, een kleiner afvoerriool, dat in 1887 werd ontdekt. Op beide riolen nu hadden de verschillende privaten hun afvoer. Het slokop dankt wellicht zijn ontstaan aan de demping van de achterliggende oorspronkelijke beekuitwatering en de overkluizing van het overblijvende deel. Reeds in 1435 was de Poort in haar tegenwoordige gedaante aanwezig en dus ook wel het riool daaronder. ]j Voor dienst, naar schijnt, als pijnkamer, denkelijk bij eenvoudige pijniging met de pijnbank; in de 17de en 18de eeuw diende zij zoowel voor „verhoorkamer” als voor „comparitiën tusschen gegijzelden en hunne advocaten of procureurs”, enz. De raadkamer is verder in de 18de eeuw mede wel eens gevangenis. Mogelijk maakte de cipier nu en dan gebruik van het kamertje boven het voorportaal, dat ook voor boden of deurwaarders kan gestrekt hebben, maar in alle gevallen had hij reeds op de examineerkamer circa 1577 een „besloten bedstede” op eigen kosten aangebracht, die in 1593 wat kleiner gemaakt werd. (Noot I).

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 42