DE GEVANGENPOORT. 37 Navorscher, 1879, p. 329. 2) R., 1544, f. 86 en 99; ’47, f. 121; ’49, f. 94 en 112. E., f. 82. vindt men verder zijne ligging daar vermeld sinds 1866, aan de basis van een driehoek van keien. Nu ligt hij aan den rand van het „rond-point.” In hoeverre deze overlevering geheel juist is, in het midden latende, mag hier opgemerkt worden, dat men in 1544 verneemt: „noch vier ysers gemaict int cruys, dat in de straete gemaict ende gegoten is”; ook „Item betailt een steenhouwer, die joffrouwe Alyts cruys upt hoff gemaict heeft, etc.” Drie jaren later vindt men een post„Lodewyck, den steenhouwer, betailt vant houwen ende van een doetshoeft te houwen, liggende in de straet voor de smid te hoeve, etc.” Men mag misschien eenig verband tusschen beide zaken vermoeden. Die smid woonde destijds naast de Poort. In 1549 spreekt men dan ook van „Huyse van Andries de smith opt Buytenhoff, staende bij de gevangenpoirte” en verneemt men „noch (aldaar) boven die voirsolder an de vyverzyde twee glaesen verloet”; 00k is er dit jaar sprake van „in de gevangen poort o.a. een deurkozyn in de muur bij Andries de smit. 2) Die steen lag dus zeker op het Hof zelve, misschien tegenover den ingang van de gevangenis. De laatste mededeeling doet ons zelfs terugdenken aan het nog bestaande deurtje in den oostmuur der Poort, toegang gevende tot het z.g. „doodenhokje”. Onder dien naam zullen wij het hierna tegenkomen in 1772. In 1525 was reeds deze „open plaats” bekend. Toen, bij de ver- metseling van het bovenliggende privaat, heet het b. v. „ende een trap gemaect, tusschen ’t selve privaet ende den viver, daerof men omme water gaet”, bestaande uit zes houten treden. „Ende van een deur te maicken ende gelevert an den inganck van dat plaetken, tusschen die

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 45