466 DE EIGENDOM VAN DEN HOFVIJVER. het Omstreeks het midden der Hofvijver te zijn gegraven, en van historie en aesthetica op grond daarvan in te grijpen. Hierin ligt de verklaring van het op den achtergrond treden dezer vraag, wier beantwoording anders natuurlijk voor de verwezelijking der dempingsplannen beslissend is. Immers indien de gemeente ’s Gravenhage geen rechten op den Hofvijver heeft, en de Staat de gerechtigde is in het onderhavige geval is van een derde geen sprake dan kunnen de besluiten van het gemeentebestuur alleen werking hebben, als de Regeering uitdrukkelijk of stil zwijgend haar goedkeuring verleent, waartoe deze ook om opportuniteitsgronden kan overgaan, of wel omdat zij het belang van de handhaving harer rechten in dezen niet voldoende acht om op te treden. Eenerzijds was dus, ook als het recht van den Staat vaststond, daarmede nog niet de uitvoering van het dempingsplan onmogelijk, en andererzijds was de beweging der tegenstanders natuurlijk juist tegen het Dagelijksch Bestuur en zijn voorstel gericht, en moesten voor dat Bestuur bij zijne opvatting andere motieven dan juridische den doorslag geven. Toch is de vraag zelfaan wien Staat of gemeente behoort de Hofvijver? ook thans nog niet voor de prac- tijk van gewicht ontbloot, daar het voorstel tot demping nog geenszins van de baan is, al schijnt men het voor- loopig te willen laten rusten, en de beslissing te willen uitstellen. Daarbij komt dat zij uit een historisch-juridisch oogpunt belangwekkend is. Van dat standpunt en, gelijk naar ik vermeen zal blijken, zonder eenige vooringe nomenheid wil ik haar dan ook behandelen en juiste antwoord trachten te vinden. 14de eeuw schijnt de wel ongeveer op de

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 472