468 DE EIGENDOM VAN DEN HOFVIJVER. h De Riemer t. a. -’) Verg, de Riemer t. p. I bl. in. a. p. I bl. 435 en 484. noodige gelden door omslag over de vroeger tot per soonlijken dienst verplichten werden gevonden. Wij zien dan ook in lateren tijd den Hofvijver geheel onder het beheer van genoemd college gebracht en vinden bijv, op het jaar 1633 vermeld, dat hij op kosten der „grafelijk heid” van zijnentwege is opgeschoond geworden.Even eens lezen wij herhaaldelijk berichten omtrent de ver pachting der visscherij in den vijver aan liefdadige instellingen, in den naasten omtrek gelegen. Zoo bijv, werd zij in 1573 aan de „Gasthuismeesteren van St. Nicolaas”, en in 1613 aan dezen en het Leprozenhuis gezamenlijk verpacht en wel door „die van de Rekeninge der Grafelijkheit van Holland”. Wij mogen dus aannemen, dat de vijver ten tijde van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, als annex der Hofgebouwen, werd beschouwd te behooren tot de domeinen der grafelijkheid van Holland. En later kwam hierin geen verandering. Wel was de Bataafsche Republiek, wat den eigendom der domeinen betreft, in de plaats getreden, van het gewest Holland, en waren deze daarmede nationaal geworden, maar overigens bleef de zaak vrij wel op den ouden voet geregeld. Beheer en onderhoud ook van den Hofvijver bleven bij de administratie der domeinen. Door het Staatsbewind werd dan ook in 1803 bijv, een som van f 8600 beschikbaar gesteld voor het „uitmodderen” van den vijver en andere daaraan te verrichten werken. Nadat het Hofgebouw onder Koning Lodewijk tot koninklijk paleis was verklaard, kwam het als zoodanig op de civiele lijst voor, maar werd spoedig, nadat de Koning tot verplaatsing zijner residentie had besloten, weder onder „’s Lands domeinen” terug-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 474