469 DE EIGENDOM VAN DEN HOFVIJVER. gebracht. En zoo zien wij dan ook, dat in verband daar mede het beheer van den vijver wordt gevoerd dooi den Controleur der landsgebouwenimmers op 30 Januari 1809 machtigt de Minister dezen ambtenaar aan den „ijsbijter” een nieuwjaarsgeld uit te keeren, en vinden wij op de rekening over 1808 9 een dergelijken post. Wij mogen dus aannemen, dat de Hofgebouwen met den daaraan grenzenden vijver, en als daarbij behoorende, tot 1810 uitmaakten een deel van het staatsdomein, en daarmede ook privaatrechtelijk waren het eigendom van den Staat. Tot recht verstand van hetgeen nu verder volgt dient een kleine uitweiding omtrent enkele bestuurstoestanden in den Haag vooraf te gaan. Wij spraken boven over „de Beek”, die tot water- verversching uit de duinen was geleid naar den vijver en de hofgrachten, en wier water daarlangs weder bij het Spui kon afvloeien. Bij het toezicht op het onderhoud daarvan en de zorg voor het behoorlijk openhouden dier beek, zoodat zij een voldoend doorstroomingsvermogen behield, zien wij naast de autoriteiten op het Hof resi- deerende, ook den Magistraat van die Haghe”, het bestuurs lichaam der omwonenden, optreden. Langzamerhand had zich toch een vrij talrijke, ook in stand en rang aanzienlijke bevolking rond het grafelijke Hof gevestigd en bracht deze omstandigheid mede, dat een plaatselijk bestuur zich organiseerde, in menig opzicht gelijkvormig aan dat in de steden van Holland. Maar niettemin bleef èn de aanwezigheid van de residentie der graven, waai de algemeene regeeringscollege’s mede waren gevestigd, èn de omstandigheid dat „die Haghe” niet als een eigenlijke stad kon worden beschouwd, hare werking op de bestuurs inrichting doen gevoelen. De college’s voor het grafe-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 475