483 DE EIGENDOM VAN DEN HOFVIJVER. het besluit van den Intendant-Generaal feitelijk tot uitvoering is gekomen, blijkt niet met zekerheid, toch mogen wij aannemen, dat dit is geschied en bepaalde lijk ten aanzien van de zaak, die ons hier voornamelijk bezighoudt, in den geest van het plan van den Landdrost. Immers de Hofgebouwen zijn tot nu eigendom van den Staat der Nederlanden gebleven, en er is niet gebleken van een afscheiding van den daaraan verbonden Hofvijver. Het besluit van den Prefect maakt hieromtrent geen melding, evenmin als van de hofgebouwen zelf. In de oorspronkelijke bedoeling lag, en deze bedoeling werd met zooveel woorden ten aanzien der hofgebouwen uit gesproken, deze van den overgang uit te zonderen. Die uitzondering moetwij wezen het aan als zoo bedoeld en implicite uitgesproken tot den Hofvijver worden uitgebreid. Zij is feit geworden ten aanzien van de Hof gebouwen, feit geworden en gebleven. Er moet worden bewezen, dat zij niet voor den vijver, annex dier gebouwen zoude gelden, en dat afscheiding werd bedoeld en plaats Keizer dit moeten uitmaken, maar „en attendant l’entretien de ces promenades publiques devrait venir a la charge de la commune comme objet d’agrément pour ses habitants, aussi la direction de eet entretien pourrait faire partie de I’administration de mr. Ie Maire.” Wat betreft het deel van het huis, waarin de bibliotheek is gevestigd, hetwelk blijkt te zijn: „l’hótel de Maurice”, daarover heeft de Intendant niets te zeggen, terwijl de weg van den Haag naar Rijswijk en Delft in denzelfden rechtstoestand moet blijven, en „comme partie de la route impériale sous la direction des ponts et chaussées.” Eindelijk spreekt hij zijn vertrouwen uit, als zijnde „trop persuade de(s) sentiments d’humanité” van den Prefect, dat de in dienst zijnde werklieden niet zullen worden ont slagen. In hoeverre nu

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 489