43
DE GEVANGENPOORT.
E., f. 78 en f. 81.
2) E, f. 73.
3) E, 1556, f. 86; ’58, f. 141; ’85, f. 46.
4) E., 1548, f. 65; ’51, f. 56; enz. ’55; f. 93.
kamer; de horden zijn dus wellicht voor de Ridderkamer
en Yzeren kamer bestemd geweest. x) Want voor de
3 Giolen schijnt men nog niet anders te mogen denken
dan aan bossen stroo op den vloer; in 1589 worden
echter hier geleverd, tafels, schragen, banken en bed
steden. 2) In 1585 blijkt van een „lange goete onder
dack int achterhuys”; onmogelijk echter bestond toen
het noordelijk deel der tegenwoordige bewaarderswoning;
men vindt dan verder ook reeds in 1556 vermeld „vier
noortsche balcken tot een gayoel upte earner boven die
coecken” en „glas verloot in de achterkoecken an de
plaets”. De keuken naast de treurkamer schijnt echter
nu niet bedoeld, want deze had eertijds geen verdieping
Hoe dan ook, in 1558 werden op deze kamer mede twee
bedsteden gemaakt. 3) Voor de Examineerkamer is
(pag. 34) reeds gebleken, dat er zich een besloten bedstede
bevond, denkelijk voor den cipier, liggende dan diens
vrouw, althans in 1621, in het nevenliggende opkamertje.
In deze „voor- of hoorkamer” leverde de cipier in 1547
van het Hof geregeld „int
het geheele jaar voor 20 st.kort
een tafel met vierkante schraag,
en volg, jaren aan de Raden
ende pampier” over
daarna vond men er
maar zeker ook de noodige zetels. 4)
Van den pijnkelder werd in het algemeen niet het
behoorlijke gebruik gemaakt in de 16de eeuw; de scherp
rechter verrichtte gewoonlijk zijn taak in de uiterst
stinkende pijnkamer achter op het Hof, die steeds na
iedere pijniging moest gereinigd worden en verfrischt,
was het niet met behulp van wierook dan toch (als in