DE GEVANGENPOORT. 44 de eenvoudige inrichting der gevangenis. (Zie E., 1480, f. 71; 1518, f. 50; ’44, f. 117; ’58, f. 113; ’67, on-7- ’Rn f no f- 397; ’89- f- 72- van het gevoerde omtrent den loop der ontwikkeling van de 1480), met „wynazyn, voir die quade lucht, die in de pyncamer gegoten wort”. Tegen 1519 werd zij tijdelijk bewoond „by eenige van de luyden van onse genadige vrouwe”, wat vermissing van de koorden en andere instrumenten ten gevolge had. Wil men even als het Hof in 1558 geloof schenken aan de klacht van den bewaker van een „oud gevangene voor zijn executie mit den viere, leggende in de oudepyncaemer op te zael, endeovermits het een quaet, leelick, stinckende, doncker ghadt is om daer een mensch in te logieren, vol vleermuyssen ende andere leelicke gedierten”, dan misgunnen wij hem zijn schade loosstelling van 11 ff 4 st. voor 28 dagen bewaking niet, maar zouden, zooveel vroeger, ook niet gaarne behoord hebben tot het gevolg van de hooge vrouwe. De pijnkelder in de Poort was veel vroolijker. Christoffel van Bremen, die van 4 tot 11 Maart 1544 in de giole zat, werd verbannen, na te zijn „gegeeselt in de pynkelder van de voirpoerte”een tiental jaren later echter diende hij, en verder nog jaren lang, tot gevangenis; zoodat men dan ook in 1567 vindt aangeteekend, dat hij als zoodanig werd schoongemaakt, terwijl dat er hout geleverd werd voor bedsteden daarin, even als in 1589, toen „den dreck vuyte pynkelder, daer de gevangenen gelegen hebben, vuytgebrocht” werd. Na dien tijd heeft hij misschien meer geregeld dienst gedaan voor pijniging. Uit een paar inventarissen van vóór 1541 blijkt overigens nog van Noot L). N.B. Als bewijsvoerende gronden voor veel aan

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 52