DE GEVANGENPOORT. 50 vormen weder op te treden als onderpastoor, voornamelijk in den biechtstoel daartegen waarschuwende. Zijn meer bedaagde pastoor stierf echter, waarop in April 1525 diens opvolger tegen hem een aanklacht indiende bij de stadsregeering. In Mei werd hij met zijn vrouw opgelicht en („bewaert met vier diefleyders”) op last van de land voogdes naar de Voorpoort gebracht („ja is van selfs als blyde synde in den Haegschen kercker gesprongen”). Van 11 Mei tot 17 Juli (67 dagen) zat hij op de Ridderkamer op 6 groten en daarna tot 15 Sept. (61 dagen) in de giool, op 3 groten daags „alsoe ’t een extra- ordinaryse saicke was.” Gnapheus was zijn groote steun deze verbleef van 31 Mei tot zijn ontslag op 15 Sept, op de Riddercamer. Het heet volgens overlevering, dat ongeveer gelijktijdig met hem op de Poort kwamen zekere monnik Bernard (Baernt Baerntsz. van 2 27 Sept.), de priesters Gerrit van Wormer (19 27 Sept.) en Willem Ottensz. van Utrecht (2 27 Sept.) benevens Jan Sartorius uit Delft (de rector van Amsterdam) en zekere Adriaen Jacobsz., heuyckmaicker van daar (beiden van 6 27 Sept.), alsook uit diezelfde stad Lysbeth Spiegel. De cipier van de Poort verantwoordt echter de achtergevoegde datums, zoodat de overlevering verre van juist schijnt. Denkelijk zaten zij allen, met nog nader te vermelden personen, gezamenlijk op de nog niet verbouwde bovenverdieping der Poort, toen reeds genoemd Ridderkamer. Immers dit jaar verneemt men nog uit de Rentm. rek. (f. 78 r.) „Item in die voorpoerte van desen hove up de earner, daer de gevangens lagen, die besmet waeren met de secte lutheriane ten tyden dat ’t hof hier lest gemaict was int noerden gemaict ende gelevert 20 voet nyens glas”. Van aangezicht tot aangezicht zag dan Pistorius alleen Gnapheus, daar overigens Broeder Nicolaes Augustyn van Dordrecht en Cornelis (clerick) uit Blenckvliet

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 58