5i
DE GEVANGENPOORT.
(8 Juli 2i Sept.) op 3 groten daags zaten, d.i. in de
giool. „Lambrecht, glaesmaecker van Delft (i io Sept.),
zat boven de pijnkamer achter op het Hof. Op dienzelfden
isten Sept, kwamen op de Poort verder nog Mr. Pieter,
vicecureyt van Delft, tot den 22Sten en Mr. Frederyck,
rector aldaar, tot den aysten; op den 2den ontving men
nog Broeder Christoffel Augustyn van Dordrecht en Jan
van Eempden tot respectievelijk 21 en 27 Sept. Op den
6den traden verder binnen de priester Mr. Ysbrant, de
boekbinder Jacob Jansz., benevens Claes Cornelissen en
Jan Ysbrantsz., allen tot 19 Sept. Op dien datum ver
dwijnen mede 8 gevangenen uit Leyden, sinds den roden,
en zekere Frans Willemsz. uit Amsterdam sinds 15 Sept,
opgesloten. Van de aanwezigheid van Jacobje Susters in
den zomer op de Poort blijkt echter niet.
Tot 11 Juli werd Pistorius slechts een paar malen door
gedelegeerden uit het Hof gehoord, en had hij dus gerui-
men tijd om te overleggen en bespreken met Gnapheus.
Op dien datum hoorden hem de bijeengekomen inquisiteurs
voor het eerst in (vermoedelijk) de examineerkamer. Tegen
noen liet men hem zwaar geketend en bewaakt daar
achter, wijl men (uitdrukkelijk) hem niet wenschte te
laten samentreffen met den rector. Na het 2de verhoor
op dien dag moet men hem echter teruggebracht hebben
naar de Ridderkamer. Het derde verhoor had plaats op
den i2den of igden. Misschien was hem tusschentijds een
bewaker toegevoegd. Na dit verhoor noemt de Proc.-Gen.
de bewaking (bewaring?) te kostbaar, en wijl men
vreesde, dat terugbrenging naar zijne medegevangen(en)
hem in zijne gevoelens zoude stijven, achtten de
inquisiteurs voor hem de „geole” goed genoeg „vol
ongedierte en onreinheid, waar twee veroordeelden hun
einde afwachtten en eerlang 10 landloopers zouden worden
opgesloten.” Moet men hier nu denken aan het achterste