65
DE GEVANGENPOORT.
5
J) E., 1562, f. 70.
2) E.. f. 159.
3) E.. f. 174.
binnen den Haag,
van de crimineele
zijne voorzaten steeds
maar dat hij in twee jaren
der tijden. Dan waren er nog extra onkosten volgens
het „register by de gevangens daervan gehouden,” o.a.
ook van turf. Enfinde geheele lange nota beloopt
zoowat 700 ffi. Dat was den Heeren te machtig; zij
reduceerden dan ook het bedrag tot 255 fl" n st. Nu
leed wel reeds in 1561 de cipier aan apoplexie, en
schijnt ook de gevangene volgens het Hof van
1 Jan. ’59 22 Febr. ’61 op 3 grooten gezeten te hebben
maar moge al de cipier zich misrekend hebben, vrij van
zeker machtsmisbruik schijnen de Heeren in deze niet te
zijn geweest.
Achtereenvolgens ontmoet men nu nog op diezelfde
Ridderkamer in 1564, van 20 April tot 9 Mei (ontslag)
Heer Jacop Pietersz. uit Rotterdam, vervangen op 15
Mei—14 Juni door Cappitteyn Lodewyck van Banckbeeck
en diens huisvrouw, welke op 8 Juni tot gezelschap
kregen „Heer Hendrick Jacopsz., capellaan van Zueter-
meer” ontslagen 9 Aug. 2)
Jan Gerritsz. Keetel (vermoedelijk in een giool) werd
dit jaar geworgd en gebrand aan een apart opgerichten
paal „op het galgeveld,” wordende de „zooden” toen
gelegd „upt schavotgen van denzelven geexecuteerde.”
Het schavot op de Plaats deed toen dus geen dienst
maar wel de gerechtsplaats bij den Zuidmolen aan de
Laak. In 1570, onder Alva, durfde men wel weder de
gewone plaats kiezen, of liever moest men meer durven.
Immers het begon zeker te gisten
Zoo beklaagt in ’63 de „wagenair
justicie” zich er over, dat hij en
goed het Hof hebben bediend,