67 DE GEVANGENPOORT. Pietersz (van Thienen) de Voorpoort aanvaard om deze als cipier te bedienen, nemende tot zijne assistentie zijn neef „Jonge Lubbert”, zijnde beiden bekend als „goede, naerstige ende getrouwe, voorzichtige en wel toeziende mannen.” Welke zich natuurlijk gemakkelijk om den tuin lieten leidenOp 7 Nov. ’40 had de neef des middags by de gevangenen toegelaten zekere medegevangene Adriaen Ogiers of Osiers, die gegeten hebbende hem verzocht een door hem ontvangen schoon hemd te mogen aantrekken in een „vertreck, staende aan de voorsz. Riddercamer” (dus de Vrouwekamer?), want hij schaamde zich „tselve hemdt aldaer openbaerlick voor ’t volck aen te trecken.” Naar dat vertrek gaande, gren delde hij „heimelyck” de deur der Ridderkamer van buiten dicht „ende heeft (toen) hemselven gevonden omtrent een andere starcke besloeten doere van den upganck van voorsz. riddercamer.” Een ander dienaar, welke „den gevangenen eenige behoeften moest commu niceren,” deed juist deze benedendeur met een sleutel open en, haar achter zich willende sluiten, werd hij fluks achterover geworpen, gerakende daarbij buiten westen. Ogier liep toen naar een achter-, daarna onmiddelijk naar de buitendeur „die gemeenlick open staet, ende heeft hemselven haestelick vuytgelaten, van welck rumoer de suppliant (de cipier), die upte voercamer (dus exami- neerkamer), staende omtrent dieselve dore, sat in syn besoigne ende een dienare van ons Proc.-Gen., die in de kuecken by die viere sat ende d’andere huysgesinne vernemende, niet wetende wat van de saick was, anders niet dan siende de voorsz. dienare liggen ende die deure open staen, is buyten getreden, aldaer hy de voorsz. Adriaen sach loopen, den wekken hy wel haestich gevolcht is.” De gevangene verdween in het Jacobynen klooster en de cipier borg zich, naar schijnt, mede

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 75