69
DE GEVANGENPOORT.
Bijdr., v. 1900, p. 331.
Proc.-Gen. dienaars of zelfs diens substituut; geen kisten
of kasten der gevangenen binnentelaten, waarvan de
cipiers geen sleutels hebben; gebreken vindende of herstel
en versterking der gevangenis noodig oordeelende, daarvan
aan den Raad onmiddelijk kennis te geven. Hunner
vrouwen of vrouwelijke assistentie mag „geenerlei defaulte
of negligentie” aankleven; beiden stellen daarvoor „cautie”,
t.w. tot betaling van 200 Car. guldens bij verzuim. Den
crimineel schuldigen geen pampier, inkt, schrijftafels, enz.
te gevenook hun geen brieven te laten toekomen, maar
die te leveren aan den stadhouder of radenverder de
gevangenen goed te behandelen, enz., t.w. ieder naar
zijn staat.
Moeilijk zal het de cipiers wel geweest zijn om te
zeggen, wat zij nu wel mochten doenbij behoud van
de grondgedachten dezer ordonnantie is zij echter her
haaldelijk later gewijzigd, uitgebreid en in den vorm
veranderd, ten deele naar de begrippen des tijds of ten
gevolge van ontdekte leemten in de regeling.
Een hunner eerste gevangenen was de beruchte
Catharina de Chasseur, gescheiden echtgenoote van den
eersten presideerenden Raad in het Hof, Gerrit van
Assendelft, die met hulp o.a. van haren Capellaan, Heer
Maturyn, zich toelegde op het maken van valsche munt.
Op 11 Febr. ’41 kwam zij op de Poort met haar
dienstwijf Hugette tot 11 April, toen zij „van levenden
lyve ter doot gecomen” is en Hugette uit ’s Keizers
landen werd gebannen. De cipiers moesten haar eerlijk
tracteeren „gelyck alsmen sulcke vrouwen behoert te
tracteren”, t.w. op 6 st. daags en Hugette op 4 st. Een
andere vrouw Machteld paste op hen van Hofswege van