DE GEVANGENPOORT.
72
1) E., f. 87.
2) E., f. 80 en 84.
3) !ste M„ Van Dam, f. 166.
E., f. 66.
overlijden op 20
van den Proc.-
overlijdt. Zijn medecipier werd, na
Febr. ’46, vervangen door den dienaar
Gen. Ruerinck Jansz. 2)
Wegens dure tijden werd dezen op 18 Febr. toege
staan voor de teerkosten der gevangenen daags 5 in
plaats van 4 st., „mits van spys ende dranck sulcks
tracterende, dat den hove geen clagte gedaen wort, alles
by provisie ende nader ordre”. 3) Diens opvolger was
op 19 Febr. 1552 Pieter Andriesz. van Couwenberch
(van Brussel). 4)
Op 8 Juni ’53 werd tegen landsgebruiken in de
Priester Angelus Merula van Heenvliet, aldaar opgelicht
en op de Poort gebracht, d. w. z. aan den hem van
rechtswege toekomenden rechter onttrokken en aan de
Inquisitie overgeleverd. De cipier wees hem en zijn ver
gezellenden neef twee op de Poort bestaande nevenliggende
kamers aan (die boven de Poort zelve?) alwaar Merula
bleef tot 24 Dec., toen hij vervoerd werd naar het
Bethlehem-Prostie convent in het Westeinde „niet sonder
ontsteltinghe des cipiers (die overal zyn profyt socht)”.
Nogmaals verbleef Merula hier echter het volgende jaar
van 16 Sept, tot 18 Oct. Omtrent zijn verblijf geven de
rekeningen weinig toelichting. De teerkosten kwamen
vermoedelijk ten eigen laste of voor rekening van den Heer
van Heenvliet. Op 2 Juni ’53 toch gafhet Hof dezen admissie
om den Pastoor op de Poort te brengen en het volgend
jaar, op 26 Sept., werd diens verzoek toegestaan „om
met zyne mannen voor dese reyse in den Haghejustitie
te mogen doen met den aancleve van dien over den