DE GEVANGENPOORT.
74
I
26 Juli ’57 werd ’s mans voorgenomen verbranding op
75-jarigen leeftijd buiten Bergen verijdeld door zijn
plotseling overlijden vóór het voor hem bestemde strooien
brandhuisje.
Werd dus de cipier reeds in 1553 niet al te best
beoordeeld, op 28 Jan. ’57 werd hij afgezet en op den
2gsten vervangen door Lubbert Aelkeys (denkelijk de
hiervoren op 1540 (pag. 67) vermelde jonge neef van den
cipier) „mits ’t misbruyck van Pieter van Couwenberch,
laetst cipier ende bewairder der poort,doende zijn eed
op 26 Febr., volgens instructie van den 6den. 1) Deze,
van negen artikelen, is tamelijk overeenkomstig die van
1540; des cipiers diensttijd werd wederom op 6 jaren
gesteld „ten waere myn Heeren van den Raede geoor-
saekt waeren hem middelen tyden te destitueren”, tegen
jaarlijksche vergoeding aan den rentmeester van 6 U'.
De slotbepaling regelt nu het „tractement” der gevangenen
als volgt: hen „guetlycken tractoren ende genouch doen,
henl. te administreren ende voorsien van spysen, dranck
ende ander behouftigheden, el'cx na syn qualiteit ende
state, soe dat behoeren sal, gevende de gevangens,
leggende in de gayole alle weeke goet versch stroe ïn
behoorlycke quantiteyt, omme daer op te leggen, op
verbeurte elcke reyse van een Car. gulden opten ouden
taxct ende sallarys van drie grooten Vlaems (1V2 st.)
dachs voor elck hooft van ’s Conincks gevangenen, die te
water ende broot geleyt worden. Ende van gevangenen,
die tot laste van partyen leggen, van schulden ofte andere
saicken, wort hem geconsenteert, overmits den jegen-
woirdigen dieren tyt, te nemen ende henl. te tracteren
opte vyf stuyvers elck ’s daechs.” 2)
1) 6de M., Van Dam, f. 26 en 32.
2) De Riemer, I, p. 173.