DE GEVANGENPOORT. 75 r) Z.g. Rood Reg. der Rekenkamer, A, no. i, fol. 30. In 1525 voor Pistorius bleek ons, dat de ligging in het giool minder gunstig geregeld was; overigens zij hier aangestipt, dat men in 1436 rekende één, in 1480 derdehalf en ten minste in 1516, tot althans 1576, drie groot (7 ]/2 st.) daags. Tijdens den duren korentijd van 1482 was de vergoeding echter vijfdehalf groot. Op 13 Oct. 1447 had dan ook reeds het Hof vastgesteld een „ordo- nancye ende moderacie opt stuc van den costen van den ghevangen, die gelevert worden op te poorten ende vangenissen van den hove in den Haghe.” Na onderzoek van de rekeningen van den Rentmeester-Generaal God- scalc Oom, en anderen voor hem (sinds 1432), en de ordonnancie van 1436, die overigens in wezen bleef, werden toen de prijzen vastgesteld van 5 grooten daags (als vergoeding aan den cipier) voor ieder gevangene van welke plaats of natie, van wege den Gen. Heer gevangen gezet „voir zynen costen, sluytgelde ende moynisse” en van „2 groten ende een hal ven” voor hen, die te water en te brood gelegd werden. Klaar blijkelijk moest hij reeds toen een soort van register houden voor ieder gevangene, diens binnenkomen, ontslag, op wiens kosten gelegd, enz. en geregeld of onmiddelijk daarvan den Griffier kennis geven, zonder wiens onder- teekening de in te dienen vordering niet kon worden verrekend. x) Voor de andere gevangenen rekende men nog in 1480 vijf groot; van 1490 1546 echter 4 st.; alleen voor Pistorius b. v. werd tijdens zijn verblijf op de Ridderkamer gesteld maar 6 groot. Van 1546 tot ’76 rekende men per dag 5 st., behalve in den duren tijd, van 5 Juni ’57 tot 27 Febr. ’58, 6 st. In' 1576 komen weder de staats gevangenen „(die der overichheyt)” op 6, die op eigen

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 83