76
DE GEVANGENPOORT.
Gevoegelijk kan hier nu mede behandeld worden, wat
ons bekend wordt omtrent de zorg, voor het lichamelijk
welzijn der gevangenen, waarover de chirurgijn, tevens
barbier, waakte, denkelijk aanvankelijk minder ten behoeve
van de gegijzelden en gevangenen van gelijken rang
dan voor het geboefte in de giolen en overige gevangenen
der Grafelijkheid.
Vóór 1518 nu werd iedere „cure” afzonderlijk betaald.
Dat gaf te hooge rekening veelal; immers op dit jaar
verneemt men dat mr. Lieven Bertouts „surgyn, woenende
alhier in den Hage”, op 25 Sept, aangesteld wordt als
chirurgijn van den Hove op 12 U' jaarlijks „pencioen”
ingevolge overweging: „Alzoe van noode was te hebben
een goed surgyn omme te visiteren die gevangen, die
van sconincxswegen geleyt worden optie Voorpoorte
ende vangenisse van desen hove, ende oick als eenige
justicie geschiet van den bloedeals van handen, vingeren
ofte andere leden off te houden, ooren of te snyden te
geesselen ende diergelycke executie, niet weesende capitael
kosten of ten laste van partijen op 12 st. Maar in ’96
worden de eersten gebracht op 8 en de andere gevan
genen op 16 st. Sinds 5 April 1634 rekende men 10
en 18 st. Verder onderscheidt men in 1712 kamers van
beide prijzen voor de gegijzelden (naast een tusschenprijs
van 15 st.), doch rekende de cipier nog apart o.a. voor
vuur en licht. Opnieuw vindt men beide prijzen vast
gesteld in 1738 en in 1754, doch blijkt toen ook nog
steeds van een bedrag van 6 st. of min(der) voor gevan
genen of gijzelaars „gelogeerd ter ordonnantie van het
Hof,” naast die „op water en brood, voor niet meer dan
dat bedrag.” Wegens duurte der tijden werd in de tweede
helft der achttiende eeuw nog al eens 14 en 22 st. voor
teerkosten toegestaan.