DE GEVANGENPOORT. 90 Art. 20. Partijen, die gevangenen of gijzelaars voor 12 st. of minder daags hebben doen zetten, moeten alle acht dagen betalen, of anders zullen zij of hunne borgen aan hunne goederen worden geexecuteerd en bij gebreke van dien de gevangenen te ontslaan, mits partijen acht dagen daarvan te voren adverteerende. Art. 21. Die op 6 st. te tracteren met „klein bier, broot mit weynig boter of kaes, tot nootelyk onderhout. Art. 22. Deze mogen niet met de voorgaanden teren of aangerecht zitten „maer in een beslooten earner bysondersJ’. Art. 23. Alle gevangens en gegijzelden moeten blijven „in beslooten camere.” Art. 24. De cipier is niet verplicht om buiten de ordinaris maaltijden te dekken of te spijzen, tenzij voor „sieke of sugtige”. Art. 25. Bij de maaltijden alleen te geven „messen zonder punten”; geen ander scherp bij hen te laten. Art. 26. Om negen uur ’s avonds alle kaarsen en licht weg te nemen; de gevangenen moeten dan te ruste gaan, mits om zeven ure van spijzen gediend zijnde. Art. 27. Alle bezoekers vóór elf ure ’s morgens te laten weggaandaarna de Poort tot twee ure gesloten te houden; des avonds bij zonsondergang hen te laten vertrekken, ’s zomers te zes en ’s winters te vier ure. Art. 28. Niemand (der gijzelaars) mag meer dan één gast hebben, alleen Js middags, niet Js avonds. Art. 29. Tegen den tijd, dat iemand dronken wordt, hem geen bier of wijn meer te geven. (In 1610: ook niet van buiten te laten brengen). Art. 30. Gevangens en gijzelaars moeten met hun tweeën één bed deelen (mits gheaccomodeerd zijnde, in 1610); zulks niet willende moet men zich van een extra bed voorzien buiten last van den cipier. (In 1610: zich

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1906 | | pagina 98