I 12 HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS.
manier was een der hofcouriers, een Duitscher, gewoon
bij den Controleur der hofhouding, de heer Lintz, die zijn
bureau ten paleize in een klein vertrek op de binnen
plaats hield, afterekenen: „Zwei tausend Gulden habe ich
„mitgenommen, und zwei tausend ausgegeben so ist ’s ge-
„rade ins reine. Hier sind die Rechnungen”. Die toe
lichtende stukken, bestonden uit enkele hotelrekeningen
en kwitantiën, die, hoewel blijkbaar met dubbel krijt ge
schreven, toch nog op verre na het uitgegeven bedrag
niet dekten. „Nun ja, das übrige is an „zahllose kleine
„Ausgaben verschwunden, die man auf die Reise nicht
„notiren kann” en in orde was ’t.
Die Duitsche courier, was een zeer goed mensch en
had voor anderen ook wat over. Hij heette Reitsmannde
beide anderen Scholten en Funcke. Het hofpersoneel was
trouwens zoo cosmopolitisch mogelijk samengesteld. Men
telde onder de talrijke personen van beiderlei geslacht,
Hollanders, Belgen, Franschen, Engelschen, Russen, Duit-
schers, enz.
Behalve de menagerie in den grooten tuin en de los-
loopende vogels in dien aan het Noordeinde, hield de
Koning tal van edele raspaarden, en ook een groote
collectie honden. Twee Schotsche herdershonden liepen
op de groote binnenplaats, en een van die dieren deed
dikwerf de hofrijtuigen een goed eind weegs buiten het
paleis uitgeleide, door blaffend tegen de paarden op te
springen. De Koning was op die honden, een zeer oude
die bijna haarloos was en een jong daarvan, zeer gesteld.
Langs de danszaal aan de zijde der koetshuizen was
een heele rij hondenhokken getimmerd, waarin kolossaal
groote beesten huisvesting vonden, Dalmatiers, (tijger
honden), New Foundlanders, St. Bernards, Doggen, alle
in hun soort prachtexemplaren, sommige zeer groot.
De hofdames hielden verblijf boven de danszaal aan