van
deskundigen
Frederik er
was en dat
HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS. II5
lang na zijn dood waren zijne weduwe en mooie dochter,
zeer getrouwe bezoeksters van de Zondagsche boschmuziek.
Koning Willem II was ook een liefhebber van buiten
gewone phenomenen die hij ten paleize ontbood. Zoo
vèrschenen op de binnenplaats, reuzenrunderen, giraffen
en meer andere vreemde beesten. In de zalen traden o. a.
op negerminstrels, waarmeê het huidige geslacht in de
variété theaters vertrouwd geraakt is, maar die toen
hoogst zeldzaam in Europa kwamen. De Koning zat bij
de uitvoeringen van die negers en negerinnen te schudden
van het lachen en zelfs de zoo statige Anna Paulowna
geraakte uit den plooi, over de uitgehaalde farcen, het
zingen en het dansen. Het was een vrij groot gezelschap
van een inipressario uit Londen; zij waren op stoelen
gezeten in de voorgalerij van de danszaal waarin de
vorsten en genoodigden aan tafel zaten. Het doorluchtige
gezelschap had toen buitengewoon veel pret.
Nog maakte gedurende geruimen tijd ten hove opgang
een reusachtige Schotsche bagpiper (doedelzakspeler.)
Gedresseerde paarden en andere dieren werden herhaal
delijk ten hove op de binnenplaats gepresenteerd en
alweder binnenshuis, deed de oude Tobias Bamberg, de
eerste echte hofmechanicus, die bij kermissen met een
mooie tent op het Plein stond, de hooge toeschouwers
dikwerf met verwondering toekijken.
De Koning beschikte over veel gezonden humor. Hij
kon o. a. soms onbarmhartig den spot drijven met de
landauer met vierspan van het zadel gereden, van Prins
Frederik. Nu moet gezegd worden dat de equipages,
Russischen en van het zadel gereden vierspannen
het vorstelijk gezin, de bewondering van
opwekten, terwijl de postiljons van Prins
subliem onregelmatig op los hosten.
Men weet dat Willem II een sportman