was de zit-
groot. Hij
gekscheeren werd er niet minder op, toen bij zekere
gelegenheid, Prinses Frederik van het Paleis Kneuterdijk
waar zij bezoek had afgelegd, des middags terugkeerde
en van haar rijtuig de achterbak afviel, waarin twee lakeien,
die er gelukkig nog al’ wel afkwamen, met dien bak op
den rijweg van het Voorhout neerploften. De postillons
bemerkten niemendal en de bak met inhoud bleef behoorlijk
liggen, tot bedienden van het Paleis ter hulpe opdaagden.
Z. M. had dat uit zijn apartementen gezien en er onnoemelijk
veel pret in.
De praal waarmede de Koning gewoon
tingen der Staten-Generaal te openen, was
deed dat te paard en omringd van een schitterenden
stoet in allerlei hofcostuums en uniformen. Stalmeesters,
Jagermeesters, Adjudanten, Ordonnans-officieren, kurassiers
in schitterende kurassen en helmen met groote afhangende
paardenstaarten, witte rijbroeken, hooge kaplaarzen en lange
rapierenlanciers met zwart-gele chapska en lansen met
vlaggetjes er aan, schitterende rijdende artillerie-officieren,
groene jagers te paard, een adjudant zeeofficier die bij
die gelegenheid ook te paard kroop, hetgeen hem door de
andere leden van den stoet deed betitelen als „de water-
huzaar”. Die stoet werd opgesteld op de binnenplaats van
het paleis en reed daarna den Kneuterdijk op om zich,
zoodra Z. M. te paard gestegen was, bij het groote bordes,
onder het duizendvoudig gejuich van het volk, de muziek
en den donder van het geschut, achter Z. M. te voegen.
De openingsdag der Staten-Generaal kenmerkte zich toen
nog veel meer dan thans, door opgewektheid en woelig
heid, die tot zeer laat des avonds voortduurdevelen
toch illumineerden toen nog.
Men weet dat Koning Willem II de eerste wedren
nen op de renbaan in de duinen instelde. Deze rennen
trokken destijds in hooge mate de aandacht van „sports-
II6 HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS.