been ook,
er
IZ6 HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS.
slecht ter
Rouski.”
Eene groote vertrouwde van Koningin Anna Paulowna
was hare particuliere kamervrouw Kouchelef, een generaals-
dochter. Die alleraardigste opgewekte Russin, eene knappe
stevige vrouw, hartstochtelijk paardrijdster, liep lachende
het leven door. Zij hielp inderdaad aan het verdrijven
der zorgen, die ook soms Anna Paulowna op haar
vorstentroon kwelden. De Koningin, hoe gesloten ook
zelfs tegenover hare hofdames, raadpleegde Kouchelef
in alles en nam haar des middags, wanneer zij geregeld
gewoon was met de vier uitrijden te gaan, dikwerf mede.
Als de Koningin thuis kwam, liet zij zich gewoonlijk in
een draagstoel de groote trap in de vestibule op, naar
hare apartementen dragen. Dames die jarenlang den dienst
bij de Koningin waarnamen waren de freules Omphal,
evenals haar vader een zeer statige verschijning, Van
Lynden een allerminzaamste dame en Van Hogendorp; zij
woonden ten paleizen en met St. Nicolaas werden evenals
door Kouchelef de „paleiskinderen” royaal bedacht. Andere
vrouwelijke leden der hofhouding die H. M. gaarne zag
waren de dames Groeninx van Zoelen, Van Rechteren,
Van Styrum enz. Onze aristocratie reed toen veel schaatsen.
Koningin Anna Paulowna ging daarnaar niet zelden
kijken. Mevr. Groeninx en hare knappe dochters deden
dat in dien tijd meesterlijk en vol gratie; het was een
lust en ze waren er beroemd voor. In het algemeen
kenmerkte zich het hofleven onder Koning Willem II
door iets zeer huisselijks; zoo konden de heeren Coehoorn,
Snoeckaert, de dames Omphal, Van Lynden, Van Hogendorp
en andere hovelingen, soms bij hofpersoneel op hun kamers
komen zitten keuvelen. De kinderen werden soms bij de
dames op haar kamers geroepen en onthaald. Het behoeft
niet gezegd te worden, dat bij soirées of bals, de aan
uit moest hij, de „dobbre