8
DE JURISDICTIE-GESCHILLEN.
Op 18 Mei 1657 vaardigde het Hof eene Publicatie uit,
waarbij ieder die pakketten gedrukte pamfletten ontving,
verplicht werd die aan het Hof over te geven, en bij
publicatie van 6 October 1672 werd dit bevel herhaald,
voor zoover zulke pakken in den Haag aankwamen. Hier
door trachtte het Hof zich de jurisdictie over dergelijke
feiten aan te matigen, want zoo de pakken niet aan het
Hof of den Procureur-Generaal waren ter hand gesteld,
dan zou laatstgenoemde de aangewezen macht zijn om het
feit te vervolgen, en het Hof de bevoegde rechter om den
overtreder te straffen.
Op deze eerste stappen, die het Hof in de beschreven
richting deed, volgden weldra andere, en de aanspraken
die het deed gelden werden veel belangrijker, zooals uit
de behandeling der jurisdictie-geschillen zal blijken.
In zijn verdienstelijk werk over de verboden boeken,
waarvan, jammer genoeg, in de laatste jaren geen vervolgen
meer uitkwamen, heeft de Heer Servaas van Rooijen reeds
eenige jurisdictie-geschillen over drukpersóvertredingen
medegedeeld, waarheen ik dus thans kan verwijzen zonder
dat ik ze opnieuw heb te behandelen.
Het eerste geschil, waarmede wij ons hebben bezig te
houden, ontstond in 1759.
In den aanvang van dat jaar stelde de boekverkooper
Pieter Gerard van Balen, wonend in het Gortstraatje alhier,
twee brochures te koopHet Schuitepr aatje en Vragen
aan den Predikant Nieuwland.
De Procureur-Generaal kreeg die boekjes in handen en
ergerde zich zoozeer aan den inhoud, dat hij de zaak ter
kennis bracht van het Hof. In stede nu van den Proc.-Gen.
te verwijzen naar den Baljuw van den Haag, droeg het Hof
De schrijver van het Schuitepraatje was de advocaat Bont,
de drukker heette Karnebeek.