HET GLANSTIJDPERK VAN HET KONINKLIJK PALEIS. I3I
en Gothische zaal zijn later de kanteelen,
die begonnen in te wateren, met het dak gelijk gemaakt
en het mooie dubbele steenen bordes dat vroeger toegang
gaf tot de achtkante brandzaal, nu, aan weer en wind
blootgesteld en met mos begroeid, ziet er onooglijk uit. Ook
begonnen de torens en galerijen in het Noordeinde al
gauw na ’s Konings dood te scheuren en intewaterende
afbraak zou dus toch spoedig een noodzakelijkheid geworden
zijn. Het spoedig verval van dien bouw was toe te schrijven
aan het feit, dat de Koning hem afgedekt wenschte met
verglaasde tegels in plaats van met lood. Hij wilde op
de galerijen kunnen wandelen.
De aannemers Schroot en Van Ellinckhuizen hebben bij
den nieuwen bouw onder Koning Willem II wel gevaren;
beiden werden er zeer vermogende mannen door.
Willem II stierf gelijk men weet te Tilburg. De Erven
benoemden eene Commissie tot verevening der Nalatenschap
die voor een kolossale war- en desolaten boel kwam te
staan en jarenlang werk had eer alles in ’t reine kwam,
want Koning Willem II, een liefdadig man, groot kunst
beschermer, hartstochtelijk sportman, minzaam Vorst en
er waren zwaar geblesseerde bij. Het behoeft niet gezegd
te worden dat Koning Willem II, milddadig als hij was,
goed bijsprong.
Bovengenoemde paleisbouwwerken kwamen hoofdzake-
lijk tot stand onder de leiding van ’s Konings architect
G. Brouwer Sr.; van de aannemers waren Schroot,
metselaar en Van Ellinckhuizen, timmerman. Koning
Willem II bewoog zich bijna dagelijks gedurende min of
meer uren over het werk, sprak met aannemers, opzich
ters en ook met werklieden steeds zeer minzaam en had
persoonlijk de schetsen aangegeven van de plannen; ze
vormden voor hem eene herinnering aan de universiteit
van Oxford.
Van galerij