i5i
HET OUDE HAAGSCHE POSTWEZEN.
opgedragen, den boden in voorkomende gevallen hulp en
steun te verleenen.
Eenige jaren later veranderde de wijze van nominatie,
want in 1667, na het overlijden van den bode Huisinga, be
noemden de directeuren-generaai als daartoe geauthoriseerd
door den Magistraat, Christiaen van Offenbergh om te
samen met Johan van der Horst als bode te paard te
dienen.
Wij citeeren uit deze benoeming het volgende:
„omme met alderhanden soorte van brieven en pacquetten
„met waeren, die wij selff's achtervolgende onse commissie
„souden vermoghen te transporteeren zoo op Oost Vries-
„landt, Breemen, Hamburgh off veranderinge van d’adresse
„van d’Oostersche brieven op Hamburgh, zooals tot noch
„toe is geschiet op soodanige andere stadt ofte plaetze
„als in de stede Hamburgh voornt: tot het verwisselen
„van de voorsz. brieven alsdan zal werden uytgecoren,
„zoo van de nachtpost als anders, waertoe wij haer
„verleenen dese onse acte, omme sigh daervan te dienen
„daer èn alzoo het van noode wesen zal. Edoch het voorn,
„boodeampt gesamentlijck met bequaeme paerden tot ge-
„rieff van een iegelijck te mogen bereyzen, authoriserende
„de voorn. Offenbergh, en van der Horst, als boode te
„paert, ende haere dienaeren alleen tot de voorn. Posterye,
„èn het draegen van den poosthoorn, met uytsluytinge
„van allen anderen, ende voorts desselfs reysen behoorlijck
„te doen verkondigen” enz.
De beide boden stortten een cautie van 500 gulden in
handen van burgemeesteren, die hun in December 1675
gerestitueerd werd.
Nauw was Prins Willem tot de erfelijke waardigheid
zijner voorouders verheven of hij werd, zoo als van zelf
spreekt, overstroomd met verzoekschriften. Zoo vonden
wij er een gericht aan „U Koninghlyck Hoogheyt” door