158
HET OUDE HAAGSCHE POSTWEZEN.
Bonrepos, stappen bij Ho. Mo. om betaling van den achter
stand te erlangen, doch de naar aanleiding der Spaansche
erfopvolging opnieuw ontbrande oorlog verijdelde zijne
pogingen.
Na den vrede van Utrecht kwam op het einde van 1713
de Heer Jozeph Goupy, heer van Verstreek en Quabecq
als afgevaardigde der Fransche posterij naar Holland. Hij
verbleef een jaar hier te lande en het resultaat van zijn
verblijf was, dat Amsterdam, dat evenals de overige steden
haar brieven ontving zonder daarvoor aan de Fransche
administratie eenige vergoeding te geven, voor zijne ver
togen zwichtte en haar ongelijk inzag.
Zij zond daarom een harer vroede mannen naar Frank-
rijk’s hoofdstad om daar in overleg met de hoofden der
Fransche postadministratie eene regeling vast te stellen,
die als hechten grondslag zou moeten dienen voor het
onderlinge postverkeer der beide landen.
Dientengevolge werd den 14 December 1714 te Parijs
een verdrag geteekend voor het vervoer van brieven en
pakketten tusschen Amsterdam en de steden van Frankrijk,
Spanje, Portugal en omgekeerd, en daar dit verdrag ook
de stad van ’s Gravenhage raakte zullen wij de conditiën
daarvan eenigszins uitvoerig mededeelen.
De gemachtigden tot het sluiten dezer overeenkomst
waren, voor Amsterdam Johan Six, heer van Vromade,
raad en schepen, deken van het Antwerpsche postkantoor
en voor Frankrijk Louis Léon Pajot, graaf van Onsenbray,
heer van Villers, St. Aubin, van Vauroux, enz., controleur-
generaal van de posten en pleisterplaatsen van Frankrijk,
als procuratie hebbende van Johan Baptiste Colbert, ridder,
markies van Torcy, Croissy, Sable, Bois-Dauphin enz.,
secretaris van Staat, commandeur en kanselier van de
koninklijke orden, superintendant-generaal van de posten
en pleisterplaatsen van Frankrijk.