188 HET OUDE HAAGSCHE POSTWEZEN. November 1737. De vrachtgelden werden definitief vastgesteld. Voor schriften werden gegeven omtrent het aanbrengen van zijglazen aan de wagens, die vroeger vermoedelijk aan de zijden niet open waren, voorts hoe de conducteur zich te gedragen had, wanneer het aantal passagiers het getal zeven overschreed en nog meer andere bepalingen. De wagenbestuurders waren gehouden precies op het slaan der klokken af te rijden. Officieel waren voorschriften gemaakt voor den duur van het traject en het oponthoud op elk der pleisterplaatsen. In den winter, bij den slechten toestand der toenmalige wegen, zal men zich vermoedelijk wel niet heel nauw aan deze van hooger hand gedicteerde bepalingen hebben kunnen houden. Ook stond reeds toen het tabaksrooken op den index en werd dit alleen toegestaan met eenstem mig goedvinden van alle medereizigers. Door den dood van Mr. Jan van Bebber kwam het postmeesterschap op Hamburg te vaceeren en werd dit ambt door Schout en Burgemeesteren begeven aan Bart- hout van Slingeland Hendriksz., den minderjarigen zoon van den burgemeester Slingeland. De burgemeester trad namens zijn zoon op en wij zullen eens laten zien hoe de commissie luidde, die de nieuw benoemde functionaris van den Magistraat kreeg. Deze was gedateerd 11 „dat aangesteld is tot postmeester Barthout van Slingeland, „om al de brieven van hier afgaande naar Oosten, Hamburg „en Bremen, privatelijk met uitsluiting van alle andere te „ontvangen en te bestellen en van deze kwartieren van her- „waarts komende, wederom over te nemen en te bestellen.” Zij authoriseerden den vader, burgemeester Slingeland om met de postmeesters van Hamburg te Amsterdam, te contrac- teeren waarop dan hunne approbatie moest worden verkregen. Verder zal gedurende de minderjarigheid van den post-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 208