189
HET OUDE HAAGSCHE POSTWEZEN.
en doen
het contract waren
ontvangen, overnemen
meester zijn vader de macht hebben anderen, zoo het hem
geliefde, in zijn plaats aan te stellen of bij zijn overlijden
zullen de voogden over den minderjarigen hetzelfde
mogen doen. Barthout van Slingeland zal, meerderjarig
zijnde, evenzeer het recht hebben zich te doen substi-
tueeren. En daar deze laatste de posterij gekregen had
op aanbeveling van zijn vader, die daarbij expresselijk
bedongen had over de daaruit voortvloeiende emolumenten
gedurende het leven van zijnen zoon naar welgevallen
te mogen beschikken, verklaarden de Vroedschap dit ambt
niet anders te hebben geconfereerd op Barthout van Slinge
land als „conform de intentie van gemelden heer vader
„onzen medebroeder voorsz. en anders niet, als synde in
„effecte deese beneficie op syn vader geconfereert en hy
„alleen genoemt als sterffelyk persoon by welks over-
„lyden die sal komen te cesseeren enz.”
Hier ziet men het echte staaltje van het begeven van
ambten door de regenten uit dien tijd, die om het profijt
daarvan langer aan een zelfde familie te verzekeren voor
den leus een minderjarigen benoemden.
Den 6 December verleende de Overheid haar appro
batie op het tusschen de postmeesters van den Haag en
Amsterdam gemaakte accoord, dat aangegaan werd voor
12 jaren, ingegaan den 8 November 1737, den dag van
het overlijden van den postmeester Mr. Johan van Bebber.
Voor den notaris Samuel Wiselius, verschenen Nicolaas
Witsen, Nicolaas Pancras, Cornelis Trip, vrijheer van
Oud- en Nieuw-Goudriaan en Langerak, Pieter van de Poll,
Ferdinand van Collen Ferdzn., Jan Corver Trip, Lucas
Trip Dirkszn., alle postmeesters van het Oostersche kantoor
te Amsterdam en Mr. Petrus Lepper advocaat, als gemach
tigde van Slingelandt.
De hoofdpunten van
Dat Slingeland zou