190 I-IET OUDE HAAGSCHE POSTWEZEN. bestellen al de brieven uit ’s Gravenhage afgaande naar het Oosten enz., gelijk hij mede al de brieven van de plaatsen in het Oosten aankomende, zou overnemen en doen bestellen, doch zouden de Amsterdamsche postmeesters op hun kosten de brieven van Slingeland behoorlijk doen afhalen, en insgelijks wederom van Amsterdam aan hem doen bezorgen, waarvoor Slingeland zuiver zou genieten de zesde penning van alle gelden, die hij zoo van uit gaande, als inkomende brieven zou ontvangen. Afrekening moest geschieden elk vierendeel jaars, enz. De postmeesters Jan Hudde Dedel en Boetzelaar kregen den 7 October 1739 door den schepen Dierquens aan zegging van den fiscaal Mr. Jacob Bisdom uit naam van den President en de Raden van den Hove, dat de brieven, die aan het postkantoor zouden mogen aankomen, bestemd voor den heer Mr. Jacob Pesters, gedetineerd in de Castel- lenije van den Hove hem Fiscaal moesten worden over gegeven. Boetzelaar antwoordde daarop, dat hij door den Magi straat tot postmeester aangesteld zijnde, niets zonder hunne orders kon doen in eene zoo delicate zaak en hij ze daarom daarvan in kennis zou stellen. Na bespreking der zaak door de Heeren van de Wet werd uitgemaakt dat de postmeesters, bij gerechtelijke interdictie of belet door het Hof gedaan, moesten gehoorzamen aan de justitie. Deze Mr. Jacob Pesters, broeder van den griffier van het Hof van Utrecht Mr. Willem Pesters, was op 1 October 1734 gevangen genomen en in afzondering gehouden op de Castelenije. Eenige weken later werd hij vervoerd naar de Voorpoort van den Hove van Holland. Hij was een man van 70 jaar en was gedetineerd omdat hij zich in een proces, hem tusschen de jaren 1727 en 1731 aan gedaan door de wede. De Win en hare dochter, bediend had van papieren, die valsch waren. Deze papieren waren

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 210