196
HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN.
om te beweren dat hij
behoefte kwam aan een
Men kwam daar om dien onverschilligen woesteling
met cynische, quasi beschaafde manieren te bewonderen
of althans te zien in zijn overmoedigen spot met alle
wetten, zelfs die der welvoeglijkheid.
Nu zal ik niet zoover gaan
eigenlijk de oorzaak was dat er
groot badhotel.
Hij hield niet van groote inrichtingen en toen het tegen
woordig hotel verrees, was Bart er niet meer te vinden.
Maar hij had behoefte de beteekenis van zijn persoonlijk
heid aan eene inrichting te verbinden, liefst een kroegje,
en dit had hij met zijn speurneus werkelijk weer gauw
gevonden.
Dit was het koffiehuis op den hoek van de Beeklaan
en de Oranje-Nassaustraat, waarvan ik met een enkel
woord melding maakte in het vorig jaarboek op bladz. 28.
Bart Snoek, door zijn romantisch nomaden-leven, door
zijn meer dan vorstelijke vrijmoedigheid en zijn onbedwing-
baren lust tot het opzoeken van ernstig-dreigend gevaar,
om daartegenover te stellen zijn cynische kalm-uitdagende
spot, deze man moest natuurlijk de aandacht trekken van
artisten.
En er waren er in dien tijd genoeg in die buurt.
’t Was er een ware schilderskolonie.
Daar woonden toen in de buurt eerst Akkeringa, Hoytema
en de Zwart, later Edzard en Nol Koning, Keller, Thyssen,
Moulijn, Dankmeyer, Daalhoff, Toorop, die villa „Libau”
op de Beeklaan bewoonde.
Misschien sla ik er nog een paar over, o ja! één die
nog al een geschiedenis verder in dit koffiehuis heeft
gespeeldHenricus.
Henricus, de begaafde artist, had eenige eigenschappen
met Bart gemeen, voornamelijk zijn moeilijke aanpassing
aan wat men een geordende maatschappij noemt.