HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN.
199
nacht toen
uitgemoord
of andere reden een gast
uur van gaan voor hem
maakte, wanneer hij om een
wilde duidelijk maken dat het
gekomen was.
Verder kon hij zich beroemen op het bezit van mooie
welgebouwde dochters.
Waarschijnlijk was hij een nazaat van Schrijver die
reeds in 1828 eigenaar was van de herberg de Vink
aan het begin van de Loosduinsche vaart.
Hier kon men plaats bespreken voor personen en
goederen op de schuiten naar het Westland Maandag en
Vrijdag ten half 1 ure.
Om twee uur vertrok vandaar een diligence naar
’s-Gravezande.
Het was de aangewezen pleisterplaats van de marktbe-
zoekers uit het Westland, die er langen tijd op de ruime
plaats achter het huis nog een kolfbaan vonden.
In 1801 heette deze gelegenheid Vinkenburg bij M.van
Duijven waar blijkens aankondiging in de Haagsche Ct.
van 26 Juni 1801 een danspartij zou worden gehouden:
entrée 6 stuivers voor heer en juffrouwheer met 2
juffrouwen 12 stuivers.
De kolfbaan en de danspartijen zijn verdwenen en
het uiterlijk aanzien van het café eenigszins gewijzigd,
maar zijn karakter van eersten en laatsten aanleg der
Westlanders en den naam „de Vink” heeft het behouden.
Verder op den Loosduinschen weg, bij den ingang
van de begraafplaats Eik-en-Duinen, bestaat nog steeds
een heel oud pleisterplaatsje, het zoogenaamde „Halfweg”.
Het bestond reeds als boerenherberg in het begin van
de 18e eeuw en heeft zelfs een romantisch verleden.
Door eenige leden der z.g. zwarte bende, die destijds
Zuidelijk Zuid-Holland onveilig maakte, werd het op een
er eenige reizigers met veel geld logeerden,
en geplunderd.