HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN.
200
nog gewandeld werd, hielden de
Hagenaars er wel van om van den Loosduinschen weg
naar Rijswijk te loopen en dan was
aangewezen pleisterplaats alvorens langs
langs den kleiweg
Witsenburg een
den Rijswijkschen weg naar den Haag terug te gaan.
Deze gelegenheid is ook al van een zeer ouden datum.
Johan Gram vertelt er in zijn werk „de Trekvaart” het
volgende van: „De Binkhorst was een leen van de
graven van Holland, met eenige achterleenen, waartoe
ook de welbekende herberg of uitspanning Witsenburg
op den Rijswijkschen weg behoorde.
Het uithangbord dezer herberg stelt een soort van
toren of vesting voor hetgeen aanleiding tot het ver
telseltje heeft gegeven, dat daar vroeger eene vesting
geweest is. Veel aannemelijker schijnt het dat dit goed
In den tijd toen er
De chef dezer rooversbende was een zekere Himmel-
garden, een veearts, die bij de boeren praktizeerde,
daarbij de gelegenheden opnam en 's-nachts zijn mannen
binnen liet.
De overrompeling van „Halfweg” was hun laatsten
rooftocht, nadat zij aan de Haagsche schouw bij Leiden
de postkar hadden aangerand, den postillon vermoord,
de kar geplunderd, en wat niet van hun gading was in
den Rijn geworpen hadden.
Himmelgarden werd gepakt en daarop kwam allengs
de geheele bende in handen der justitie; zoowel mannen
als vrouwen die er deel van uitmaakten, werden geradbraakt
en opgehangen.
In deze omgeving n.l. in Dekkersduin vermeldt Eijssel
op blz. 12 de boerderij Houtrust van Nobbe waar men
van
en waar men
lustig gezelschap er
af de Beeklaan langs Hanenburg naar toe wandelde
landelijke verversching en wel eens een
bij kon vinden.