HAAGSCHE KOFFIEHUIZEN. 202 Iets verder op den wandelweg naar Voorburg werd in Mei 1866 geopend een uitspanning genaamd „Zomerlust” door den eigenaar F. van Lammeren. Naast het buitengoed Hofwijck trof men reeds in 1833 In de nabijheid hiervan was ook het bekende Petersburg, waar men heenging wanneer men geen lust in het Plankje had en dat, evenals zoovele van die gelegenheden wier voornaamste aantrekkelijkheid de kolfbaan was, in verval geraakte met het verdwijnen van het kolfspel. Toch kwam men er nog wel eens om naar het interessante geraamte van de overleden kolfbaan te kijken. Het „Plankje” van vrouw van Rijn genoot een niet mindere reputatie dan het Molentje. Men noemde die uitspanning het „Plankje”, zegt de schrijver, omdat eene plank over een binnensloot voor namelijk toegang tot deze herberg verleende. Nu is dat Plankje eene Egyptische mummie gelijk, maar destijds kon de Haagsche jeugd die van vroolijkheid en pret hield zich geene ware zomerweek voorstellen zonder één avondje bij vrouw Van Rijn. Onder eene rij weelderig groeiende linden- en kastanje- boomen, wier stammen naar Hollandsch gebruik met wit en blauw waren aangestreken, was het wit-gepleisterd huis, van de overzijde der Trekvaart, nauwelijks zichtbaar. Hooge populieren, waartegen rietwerk gespijkerd was, bakenden het cirkelvormig gedeelte af, dat voor de tafeltjes met groote gezelschappen bestemd was; daarachter lag de tuin, het schommel- en wipterrein. Menigmaal schudde vrouw van Rijn, de dikke breede kasteleinesse, het hoofd, als ze op mooie zomeravonden, met de handen in de zijde, aan den ingang harer herberg, de krioelende golvende menigte overzag”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1907 | | pagina 224